13
juli
2007
|
02:00
Europe/Brussels

De smart fortwo micro hybrid drive (mhd): Nog zuiniger en milieuvriendelijker dankzij start-/stopfunctie

Vanaf 15 oktober 2007 zal in Hambach een bijzonder zuinige 52 kW-variant van de smart fortwo met een start-/stopfunctie van de band rollen: de smart fortwo micro hybrid drive. Deze zal vanaf eind dit jaar verkrijgbaar zijn als coupé en als cabrio in alle drie de uitrustingsniveaus – pure, pulse en passion.

De smart fortwo micro hybrid drive schakelt bij stationair toerental de motor uit, waardoor het verbruik van brandstof, de uitstoot van uitlaatgassen en de productie van lawaai tijdelijk tot nul worden herleid. In combinatie met de geautomatiseerde versnellingsbak waarmee het productiemodel al is uitgerust, kunnen klanten comfortabel gebruik maken van deze functie. Studies hebben aangetoond dat auto’s in het dagelijkse verkeer gemiddeld om de 1,3 kilometer moeten stoppen.

Krachtige startergenerator met aandrijfriem

Het hart van het systeem is een speciale, door een riem aangedreven, startergenerator die het elektrisch systeem van het voertuig van stroom voorziet en een bijkomende functie heeft als starter. Zo gauw de bestuurder het rempedaal loslaat, wordt de motor binnen een fractie van een seconde soepel gestart. Hierdoor is een normale startmotor op het vliegwiel niet langer nodig. In combinatie met lichtjes aangepaste versnellingsbakverhoudingen leidt deze strategie tot een brandstofbesparing van zo’n 8 procent in de nieuwe Europese normcyclus (NEDC). Het normverbruik daalt met 0,4 liter per 100 kilometer – van 4,7 liter tot ongeveer 4,3 liter. Afhankelijk van de verkeersomstandigheden (druk, langzaam verkeer) kan dit systeem een brandstofbesparing opleveren van zo’n 13 procent.
Ook de overeenkomstige CO2-uitstoot daalt, van 112 gram tot ongeveer 103 gram per kilometer.

Het systeem werd ontwikkeld door smart in samenwerking met Valeo GmbH en de Gates Corporation. Het systeem omvat de startergenerator STARS 137 van Valeo. Deze alternator levert een koppel van 42 Nm of stroom van maximum 120 ampère aan 14 volt – voldoende om een betrouwbare motorstart te garanderen, zelfs bij een temperatuur van min 25 graden Celsius.
Om een slipvrije en duurzame verbinding te verzekeren tussen de krukas en de startergenerator werden beide componenten voorzien van bredere riemschijven, evenals de waterpomp, die eveneens aangedreven wordt. Het vermogen wordt doorgegeven via een poly-V-riem van Gates met zes groeven.

De spanning van de riem is van bijzonder belang als gevolg van de veranderende belasting door de start-/stopfunctie. Een coaxiaal veer-schokdempergeheel dat scharniert aan de startergenerator, wordt ondersteund door het motorblok. De startergenerator is voorzien van een spil zodat hij spankracht kan uitoefenen op de riem. Dit garandeert dat zowel het gedeelte van de riem dat getrokken wordt door de verbrandingsmotor wanneer die draait, als het gedeelte van de riem dat getrokken wordt door de starter bij het starten, het benodigde koppel betrouwbaar kunnen doorgeven.

Regeleenheid met geïntegreerde vermogenselektronica

Het systeem wordt gecontroleerd door een afzonderlijke regeleenheid met geïntegreerde vermogenselektronica, die is ondergebracht achter de batterij. Die communiceert met de andere regeleenheden van de auto via een CAN-databus. Een driefasige kabel geeft de stroom van de alternator, die tot 120 ampère kan bedragen, door. De vermogenselektronica regelt de stroom van zowel de starter als van de generator. Een AGM-batterij slaat de energie op voor de boordelektronica. Het elektrolyt wordt gebonden in glasvezel. De fysische eigenschappen daarvan maken zo’n batterij beter bestand tegen wisselende laad- en ontlaadomstandigheden (meer cyclusbestendig) dan conventionele lood-zuurbatterijen met zwavelzuurelektrolyt.

De vermogenselektronica van de door een riem aangedreven startergenerator schakelt de verbrandingsmotor uit bij stationair toerental, bijvoorbeeld voor verkeerslichten, drempels of in stop-and-go-verkeer. Met het oog op brandstofverbruik en comfort wordt de motor uitgeschakeld bij snelheden lager dan 8 km/u wanneer de bestuurder het rempedaal indrukt, als teken dat hij wil stoppen. Zo gauw het rempedaal wordt losgelaten, wordt de motor weer gestart. Indien gewenst kan de start-/stopfunctie met behulp van een knop op de middenconsole worden uitgeschakeld – tot bij de volgende startprocedure (contact uit/contact aan).