Brussel,
21
september
2020
|
09:43
Europe/Brussels

35 jaar geleden: de estate van de 124-modelreeks beleeft zijn debuut

Samenvatting

Stuttgart. Mercedes-Benz zette zijn succesverhaal 35 jaar geleden voort: de estate op basis van de 124-modelreeks beleefde zijn première tijdens de Internationale Automobilausstellung (IAA) in Frankfurt/Main tussen 12 en 22 september 1985. Het was de eerste ‘combination saloon’ die E-Klasse werd genoemd en het was slechts de tweede stationwagon in de geschiedenis van de E-Klasse. De estate werd in het Duits ‘T-Modell’ genoemd, waarbij de 'T' stond voor toerisme en transport. Hij was nauw verwant aan de limousine die in december 1984 werd gepresenteerd. De W124-modelreeks werd later aangevuld met een coupé (1987) en een cabriolet (1991). Er waren ook limousines met een lange wielbasis en chassisvarianten voor speciale carrosserieën met een korte en lange wielbasis verkrijgbaar. Tot 1996 werden in de Mercedes-Benz fabriek in Bremen in totaal 340.503 stuks van deze lifestyle-stationwagon gebouwd. De S 124, zoals zijn interne aanduiding luidde, heeft zich allang gevestigd als een populaire moderne klassieker met een iconische status en vele voordelen.Presentatie tijdens de International Motor Show in 1985

De estate was opnieuw een meesterwerk van de ontwerpafdeling onder leiding van Bruno Sacco. Op het eerste gezicht lijken het voor- en middengedeelte van de limousine en de estate identiek. Er zijn echter subtiele verschillen. Zo is het dak van de estate iets hoger dan dat van de limousine. Ontwerpers en ingenieurs hebben dit verschil op harmonieuze wijze aan het oog weten te onttrekken door de carrosseriedelen tussen de vouw boven de deuren en de afdeklijsten richting het middelste dakgedeelte iets meer rechtop te plaatsen. De grotere achterzijde verandert de aerodynamica: de stationwagon heeft een cw-waarde van 0,340, de waarde van de limousine bedraagt 0,300.

Het vloergedeelte is aan de achterzijde aangepast om een gelijkmatige laadruimte te creëren. Omdat de brandstoftank, die in de limousine achter de rugleuning van de achterbank is geplaatst, hier in de weg zou zitten, is deze component verplaatst naar een plek onder de vloer aan de achterzijde. Het speciale ontwerp van de bovenzijde van de tank en de voertuigbodem met schuine contactoppervlakken draagt bij aan de passieve veiligheid: bij een aanrijding van achteren die ernstig genoeg is om de langsliggers van het frame te vervormen, beweegt de brandstoftank naar de onderzijde en hij wordt op zijn plek gehouden met behulp van bevestigingskabels.

Dieselmotor met turbo exclusief verkrijgbaar voor de estate

Het gamma van de estate omvatte aanvankelijk motoren met een vermogensbereik tussen 53 kW (72 pk) in de 200 TD tot 138 kW (182 pk) in de 300 TE. Het modelgamma verschilde van dat van de limousine: zo was er de 300 TD TURBO met de drieliter turbomotor (OM 603 D 30), met een vermogen van 105 kW (143 pk). De zescilinder dieselmotor was exclusief verkrijgbaar voor de estate-versie van de 124-modelreeks. Daarnaast is de motor ook toegepast in het exportmodel van de 300 SDL-uitvoering van de S-Klasse voor Noord-Amerika. De 300 TD TURBO werd aanvankelijk ook als exportmodel geproduceerd, maar was vanaf 1987 tevens in Duitsland verkrijgbaar. Alle estates met benzinemotoren, aanvankelijk met uitzondering van de 200 T, werden optioneel voorzien van een emissie-controlesysteem met een lambdasonde en een driewegkatalysator. Als alternatief was de zogenaamde 'RÜF-versie' verkrijgbaar: zonder katalysator en lambdasonde, maar met het multifunctionele mengselvoorbereidings- en ontstekingssysteem. Het was geen probleem om achteraf katalysatoren met een lambdasonde in de RÜF-varianten te monteren. Vanaf september 1986 maakt de katalysator deel uit van de standaarduitrusting van alle estates die door een benzinemotor werden aangedreven.

De veerpoten en schokdempers waarover de estate beschikte, waren identiek aan die van de limousine. De multilink achteras werd standaard gecombineerd met hydropneumatische niveauregeling. In tegenstelling tot zijn voorganger had de estate-versie van de 124-modelreeks een kortere achterasverhouding in vergelijking met de limousine-tegenhanger.

Succesvolle ontwikkeling

De estate van de 124-modelreeks was vanaf het begin succesvol en wist klanten te blijven winnen, met twee facelifts en een totale productietijd van meer dan tien jaar. Ook de steeds verdergaande ontwikkelingen speelden hierbij een rol. Zo werd 4MATIC, de nieuwe vierwielaandrijving voor de personenwagens van Mercedes-Benz, tijdens de IAA 1985 al gedemonstreerd op de 300 TE en 300 TD Turbodiesel. In april 1987 werd de serieproductie van de 300 TE 4MATIC opgestart, gevolgd door de 300 TD TURBO 4MATIC in augustus 1987. Het complexe vierwielaandrijvingssysteem was verkrijgbaar tegen een meerprijs van 12.000 Duitse mark op de thuismarkt.

In september 1989 introduceerde Mercedes-Benz een uitgebreide facelift voor de estate-versie van de 124-modelreeks. Het exterieur was voorzien van elementen als kunststof panelen op de portieren en dorpels, in carrosseriekleur gespoten buitenspiegels en verschillende chromen sierlijsten. Dikkere zijruiten verlaagden het geluidsniveau in het interieur van de auto en nieuw vormgegeven stoelen verhoogden het comfort. Het nieuwe Sportline-pakket was optioneel verkrijgbaar voor alle modellen met achterwielaandrijving. Deze uitvoering werd geleverd met een verlaagd onderstel, bredere banden en voorstoelen met verbeterde zijdelingse steun, alsmede een met leder bekleed stuurwiel en een met leder beklede versnellingspook of keuzehendel van de automatische transmissie.

Al in september 1988 vulde het instapmodel, de 200 TE met injectiemotor het modellengamma aan. In 1988 en 1989 werden de dieselmotoren voorzien van een voorkamer met inspuiting die onder een hoek plaatsvond om de uitstoot van deeltjes en vervuilende stoffen te verminderen. De zescilinder M 104-

motor met vier kleppen per cilinder in de nieuwe 300 TE-24 (162 kW/220 pk) werd gelijktijdig met de facelift geïntroduceerd. Vanaf juni 1990 werd de 250 TD TURBO uitsluitend geproduceerd voor de export naar Italië. In september 1992 volgden de vierkleps viercilindermotoren van de M 111-serie de voorgaande viercilindermotoren uit de M 102-serie op in de 200 TE en 220 TE. De drieliter M 104-motor in de 300 TE werd doorontwikkeld tot twee varianten met een cilinderinhoud van 3,2 en 2,8 liter in de 320 TE en 280 TE. Vanaf 1992 behoorden een airbag, centrale vergrendeling en elektrisch verstelbare buitenspiegels tot de standaarduitrusting van de estate-versie van de 124-modelreeks.

Een nieuwe naam voor de estate

Vanaf juni 1993 was de S 124 de eerste Mercedes-Benz estate die de aanduiding E-Klasse droeg. De nieuwe naamgeving volgde hetzelfde principe als werd toegepast bij de S-Klasse en de C-klasse. Voortaan bestond de typeaanduiding uit de voorafgaande letter E en een reeks cijfers die waren afgeleid van de cilinderinhoud en de bijbehorende aanduiding voor modellen met een dieselmotor. Zo stond de 300 TD nu bekend als de E 300 Diesel Estate, waarbij op de achterklep slechts E 300 DIESEL stond. In 1993 was de eerste dieselmotor voor personenauto's met vier kleppen een wereldprimeur in de E-Klasse. De OM 605 D 25 en OM 606 D 30 met een drietraps resonantie-inlaatsysteem genereerden meer koppel en vermogen over een aanzienlijk verbeterd toerenbereik. Tegelijkertijd werd het brandstofverbruik bij een maximale belasting met maximaal 8 procent verlaagd. Vanaf 1993 zijn alle dieselmotoren voorzien van een oxidatiekatalysator en een uitlaatgasrecirculatiesysteem.

De nieuwe grille vormde de meest opvallende uiterlijke wijziging bij deze facelift. Dit zorgde voor een een uniform uiterlijk in lijn met de S-Klasse (140-modelreeks) en de C-Klasse (202-modelreeks). De richtingaanwijzers aan de voorzijde waren nu voorzien van transparante lenzen en de beschermende strips op de bumpers waren nu niet meer zwart, maar in dezelfde kleur als de sierpanelen gespoten.

High-performance uitvoeringen van de Estate

Bij de E-Klasse Estate resulteerde de directe samenwerking tussen Mercedes-Benz en AMG in 1993 in de E 36 AMG (200 kW/272 pk). AMG ontwikkelde de 3,6-liter motor in Affalterbach op basis van de M 104-motor met een inhoud van 3,2 liter en bouwde deze onder andere om van een korte- naar een lange-slagmotor. De E 36 AMG Estate werd standaard geleverd met een viertraps automaat en had een topsnelheid van 240 km/h. De in 1993 geïntroduceerde top-of-the-range motor was echter niet de eerste Estate uit de 124-modelreeks die door de performancespecialisten van het door Hans Werner Aufrecht en Erhard Melcher geleide ingenieursbureau werd bewerkt. Al voor de officiële samenwerking met Mercedes-Benz ontwierp en produceerde het oorspronkelijke AMG in de jaren tachtig geheel zelfstandig high-performance voertuigen met een V8-motor op basis van de lifestyle-estate - deze voertuigen kregen de bijnaam 'Der Hammer'. De varianten varieerden van de 300 TE 5.0 met een motorinhoud van 4.973 cc tot de 300 TE 6.0 met een cilinderinhoud van 5.953 cc. Het vermogensbereik liep uiteen van 203 kW (276 pk) tot 283 kW (385 pk).